Tomblaine. Kolen in de aderen... en toch vreugde!

In 1958 werd de Vijfde Republiek opgericht. “De Vijfde Republiek is prachtig!” "Ook al begrijpen ze niet veel van het IVe, het zal toch niets voor ze veranderen.
Voor hen was 1958 vooral het jaar van het wereldkampioenschap voetbal in Zweden. Met Kopa! Het kind van de stad. Het kind van de mijndorpen, in Nœux-les-Mines. Ja hoor, hij stond beter bekend als Kopaszewski toen hij op 16-jarige leeftijd ondergronds ging. Waar hij ook twee vingers achterliet, in een aardverschuiving. Maar de inwoners van het mijnwerkersdorpje zijn trots als ze zien dat de kleine Raymond naar de Noordpool gaat om de kleuren van Frankrijk te verdedigen. Daarom besloot Sosthène een televisie te kopen.
Dit televisieverhaal is dé gebeurtenis van het jaar. We nodigen zelfs de dokter uit voor de gelegenheid. Want ja, we begrijpen al snel dat er zich ook een stom personage heeft aangemeld, met wie we te maken krijgen: silicose. Een stuk stront dat zich in de longen van de vader heeft genesteld. Hij kreeg er zelfs een bonus voor, uitbetaald door de bazen. Zo kon hij de televisie betalen... De prijs van vergif in de longen.

Er wordt niet over silicose gesproken. Want op die manier kunnen we doen alsof we vergeten dat ze er is. Foto Lysiane Ganousse
Vrijdagavond was ongetwijfeld de meest verwachte datum van het festival Aux Actes Citoyens deze week. Voor het nieuwe toneelstuk van Jean-Philippe Daguerre, het stuk met 5 Molière-prijzen: “Bloed in de aderen.”
Een verhaal over eenvoudige mensen, precies zoals de auteur-regisseur ze graag heeft. Want juist met hen heeft hij de grootste kans om ‘het universele’ te bereiken.
Zodat iedereen de echo kan horen van hun angsten, hun geluk, verdriet en verlangens, en ook van hun soms gedwarsboomde romantische impulsen.
Wat de grote "stomme" betreft, deze manifesteert zich niet heftig (Sosthenes hoest niet, tot grote verbazing van de dokter), maar verovert het lichaam op sluipende wijze. "Ik spuug zwart, ik pis zwart en soms pieker ik zelfs." Maar niet voor lang. Niet vaak. Want we zijn hier niet om te huilen.
"Als je de titel hoort, zou je kunnen vrezen dat je wordt overspoeld met een verhaal over een leven van hard werken", geeft de auteur toe. Maar we wilden ook, en zelfs vooral, inspelen op vreugde. Vreugde, leven, loyaliteit, menselijkheid.
En deze vreugde galoppeert over de parelmoeren knopen, onder de vingers van de mijnwerkers (jongens en meisjes!) wanneer zij één worden met hun accordeons. Een taak waar de acteurs overigens een opmerkelijk meesterschap in hebben.
Op de explosie van vuurdamp die vanuit de diepten dondert en angst zaait, reageren de mijnwerkers met een lichte melodie, bedwelmend als een kleine pittige siroop die vreugde zaait in de zielen. Een van de magnifieke ontdekkingen van deze voorstelling is dat de dialogen bovendien even vloeiend zijn als het spel van de accordeonisten.
En aangezien Daguerres theater vooral over humanistische waarden gaat, laten we ons de spreuk herinneren die de mijnwerkers in koor zingen: "Onderaan zijn er geen Bicots meer, geen Ritals of Polacks. Er zijn alleen nog maar zwarte gezichten over." En dat soort credo tovert een glimlach op de ziel.
L'Est Républicain