(3) Is de universiteit de weg kwijt?

Nadat de huidige situatie van de universiteit is geschetst en de belangrijkste uitdagingen voor de universiteit zijn besproken, gaat dit artikel in op de historische ontwikkeling ervan en de verschillende universiteitsmodellen die in verschillende contexten zijn ontstaan.
1) Een origineel ideaal
De universitaire instelling, zoals wij die vandaag de dag kennen, ontstond aan het einde van de 11e eeuw in middeleeuws Europa – en niet in Fez – uit de kathedraalscholen, met de naam “Universiteit van Meesters en Studenten”. De voornaamste reden van bestaan was ‘de liefde voor kennis omwille van de kennis’. De eerste studiecycli waren niet bedoeld om te voorzien in de praktische behoeften van de maatschappij. Kennis had een intrinsieke waarde, los van praktische of economische redenen.
Het ideaal van ‘kennis om de kennis’ , ongeacht het nut ervan, heeft de universiteit eeuwenlang vormgegeven, volgens een mentaliteit die duidelijk tegengesteld is aan die van Phaedrus (als wat we doen niet nuttig is, zal de glorie tevergeefs zijn) . Paradoxaal genoeg was het juist deze vrije en niet-utilitaire houding die de vooruitgang van de technologie mogelijk maakte en die het mogelijk maakte om talloze praktische problemen in de maatschappij op te lossen. Het was immers dit ideaal dat de basis legde voor de wetenschappelijke geest.
Vanaf haar oprichting tot vandaag heeft de universiteit verschillende sociale, politieke, economische en epistemologische contexten doorgemaakt. De huidige universiteit wijkt weliswaar aanzienlijk af van het oorspronkelijke ideaal, maar er zijn toch kenmerken die aantonen dat zij een directe afstammeling is van de middeleeuwse universiteit. Van alle hedendaagse seculiere instellingen is de universiteit misschien wel de enige instelling die nog steeds een hoge maatschappelijke status geniet. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld militaire, politieke of religieuze instellingen.
2) De middeleeuwse universiteit
Sinds het begin der tijden komen nieuwsgierige en geïnteresseerde mensen met een honger naar kennis samen om te studeren, te debatteren en te filosoferen, zoals dat ook gebeurde op de scholen, academies en agora's van het oude Griekenland. Dit komt echter niet overeen met het concept van een universiteit, net zoals madrassa's in de islamitische cultuur niet als universiteiten worden beschouwd.
De eerste universiteiten (11e-13e eeuw) werden grotendeels geboren onder kerkelijk gezag, met een ‘theologische’ missie (God, Geest, Waarheid). Dat bleef zo gedurende ongeveer zeven eeuwen, zoals het geval was in Oxford (1096), Parijs (1170), Cambridge (1209) of Salamanca (1218). Ze functioneerden als corporaties van ‘meesters en leerlingen’, gefinancierd door de kerk, koningen en beschermheren. In het geval van Bologna (1088) is de oorsprong ervan meer wereldlijk. Tot het midden van de 16e eeuw was de onderwijsmethode de scholastiek. Deze was gebaseerd op de filosofie van Aristoteles en bracht het christelijk geloof en de rede met elkaar in harmonie. Er was de Faculteit der Letteren, voor voorbereidende studies, die overeenkwamen met de zeven vrije kunsten: Trivium (grammatica, logica en retorica) en Quadrivium (rekenkunde, meetkunde, astronomie en muziek); en er waren beroepsopleidingen (theologie, rechten en geneeskunde).
De neergang van de scholastiek vond plaats aan het einde van de middeleeuwen (15e eeuw), in de context van het humanisme en de renaissance, waarbij meer waarde werd gehecht aan waarneming en ervaring dan aan klassieke teksten. Pas later, ergens in de 18e/19e eeuw, ondergingen de universiteiten een proces van secularisatie en autonomie, zonder kerkelijk gezag. Tegen het einde van de 19e eeuw waren de meeste van deze universiteiten in wezen al seculier.
Het is interessant om op te merken dat de universiteit in deze periode, onder kerkelijk gezag, het moderne wetenschappelijke denken tot bloei liet komen en zo de weg vrijmaakte voor de Wetenschappelijke Revolutie van de 17e eeuw. Universiteiten vormden het kenniscentrum in het Westen en stonden aan de basis van de ontwikkeling van het recht en juridisch denken, maar ook van talloze wetenschappelijke doorbraken, zoals de optica (Bacon, 1267), het heliocentrisme (Copernicus, 1543), de anatomie (Vesalius, 1543) en de astronomie (Kepler, 1609).
3) De universiteitsmodellen van de 18e en 19e eeuw
In deze periode werden in Frankrijk, Duitsland en Engeland drie verschillende universiteitsmodellen ontwikkeld, die tot op de dag van vandaag van invloed zijn geweest.
De missie van de universiteit, volgens het Napoleontische of Franse model (eind 18e eeuw), is het verzorgen van beroepsonderwijs. De universiteit is een instrument voor de opleiding van overheidspersoneel en voor de opleiding van professionals met vaardigheden die nuttig zijn voor maatschappelijke en economische behoeften, met name op het gebied van techniek, rechten en geneeskunde.
Het Humboldtiaanse of Duitse model (begin 19e eeuw), ontwikkeld door Wilhelm von Humboldt, stelde dat de universiteit de missie had om ‘nationale cultuur’ te genereren en te behouden. Universitair onderwijs moet plaatsvinden via onderzoek en via eenheid tussen onderwijs en onderzoek. Het onderwijs moet interdisciplinair zijn, met nadruk op humanistische vorming, en de universiteit moet academische vrijheid en bestuurlijke autonomie genieten. De Universiteit van Berlijn (1810) is het paradigma van dit model.
Op zijn beurt werd het Newman- of Engelse model (midden 19e eeuw) vastgesteld door kardinaal John H. Newman, toen rector van de Universiteit van Dublin, door middel van het beroemde essay “The Idea of a University” (1852). Het model stelt dat de universiteit ‘een plek is van onderwijs en universele kennis’ voor een humanistische en alomvattende opleiding, die niet alleen gericht is op technisch-wetenschappelijke beroepsopleidingen. De missie van de universiteit is niet om professionals op te leiden, maar mensen, met een bredere visie op de werkelijkheid. Er staat ook dat ‘haar doel intellectueel is, en niet moreel’, dat wil zeggen dat de universiteit niet mag indoctrineren. Dit universitaire model legt de nadruk op het onderwijs in de vrije kunsten, dat wil zeggen een curriculum met een klassieke en humanistische inslag, dat het karakter en het kritisch vermogen van studenten bevordert.
4) Meest recente universiteitsmodellen (20e eeuw)
Zelfs vandaag de dag is het typische model van de meeste universiteiten een hybride model dat elementen van de Napoleontische, Humboldtiaanse en Newman-modellen combineert. In de 20e eeuw leidden enkele innovaties, varianten of combinaties van deze modellen echter tot andere universiteitsmodellen.
De geneeskunde werd sterk beïnvloed door het model van Flexner (VS, 1910), dat de nadruk legde op onderwijs op basis van wetenschappelijk onderzoek en experimenten. Hij verdedigde de strengheid van het lesgeven met fulltime docenten, de eisen aan de toelating van studenten en de staatsregulering van het onderwijs.
Het Sovjetmodel (20e eeuw), dat in communistische landen werd overgenomen, gaf de voorkeur aan technisch en wetenschappelijk onderwijs, gericht op de economische en politieke behoeften van de staat, die een sterke controle over de universiteiten uitoefende. Er was een scheiding tussen onderwijs en onderzoek, omdat de nadruk meer lag op praktische toepassingen en overheidsdoelstellingen dan op pure interesse in kennis.
Het Massamodel (na de Tweede Wereldoorlog) probeerde in te spelen op de uitbreiding en de behoefte aan massificatie van het hoger onderwijs. Dit werd bereikt door democratisering van de toegang, diversificatie van opleidingen en een betere verbinding tussen de universiteit en de arbeidsmarkt. Dit werd een belangrijk doel van de universiteit.
Het neoliberale model (eind 20e eeuw) ontstond in de context van globalisering en de commercialisering van hoger onderwijs. Hierdoor ontstond de behoefte aan financiële zelfredzaamheid, met name via partnerschappen met de private sector. Marktlogica, concurrentie, de druk om directe en meetbare resultaten te behalen en op prestaties gebaseerde publieke financieringsmodellen gedijen goed. Het actieplan is internationaal en de ranglijsten zijn bijna verheerlijkt en soms zelfs een allesomvattend criterium geworden.
5) 900 jaar geschiedenis in 3 stappen
Kort samengevat kan de 900-jarige geschiedenis van de universiteit in 3 stappen worden beschreven:
– Middeleeuws model: Onder kerkelijk gezag ontstond de universiteit als een corporatie van docenten en studenten, gedreven door de honger naar kennis, met een theologische roeping, gericht op het scholastieke onderwijs in recht, geneeskunde en kunst.
– Hybride model (beroepsonderwijs + wetenschappelijk onderzoek + humanistisch onderwijs): De universiteit breidt haar functies uit en combineert tegelijkertijd de opleiding van staatspersoneel (Napoleontisch model), de creatie en het behoud van een nationale cultuur en nieuwe kennis door wetenschappelijk onderzoek (Humboldtiaans model). Het wordt een centrum voor onderzoek en innovatie, maar ook een plek voor de humanistische en integrale vorming van mensen (Newman-model).
– Ondernemend / Neoliberaal / Globaal model: De universiteit wordt democratischer en massaal georiënteerd, gericht op de arbeidsmarkt, met economische activiteit, het creëren van waarde door onderzoek en start-ups, in nauwe samenwerking met de particuliere sector. Er wordt gebruikgemaakt van een marktlogica die gericht is op resultaten en evaluatie door middel van rangschikkingen. Het is gebaseerd op het concept van de ‘drievoudige helix’, waarbij de academische wereld, de industrie en de overheid zijn geïntegreerd.
Al deze universiteitsmodellen hebben hun deugden en ondeugden en ze gingen allemaal verder en schoten op verschillende vlakken tekort: was er idealisme, dan was er een gebrek aan democratisering; waar de behoeften centraal stonden, was er geen onafhankelijkheid; als er academische vrijheid was, was er een gebrek aan aansluiting op de arbeidsmarkt; waar efficiëntie heerste, was er geen humanistische horizon of kritisch denken, etc. Toch zijn deze modellen begrijpelijk en elk ervan weerspiegelt de behoeften en context van zijn tijd. Momenteel lijken de zaken echter minder duidelijk…
6) Universitaire modellen voorgesteld in de 21e eeuw
Als het voorheen gemakkelijk was om de rationaliteit en de doelstellingen van de verschillende universitaire modellen te begrijpen, zijn de zaken vandaag de dag een stuk ingewikkelder geworden... Er is een overvloed aan voorstellen , waarbij sommige auteurs meer dan één model suggereren. Aan de andere kant maakt de overdaad aan retoriek en clichés het moeilijk om het te begrijpen. Enkele voorbeelden:
– Universiteit 4.0 : met een ietwat onoriginele naam belooft deze universiteit een ‘voorvechter van inclusieve innovatie en een motor van positieve sociaal-economische transformatie, die bloeiende innovatie-ecosystemen creëert die duurzame, lokale ontwikkeling en inclusieve groei bieden’. Volgens voorstanders is ‘de vierde generatie een reactie op een snel veranderende, door technologie gedreven wereld’. Sommige auteurs brengen dit in de praktijk, voorbij de retoriek, door te stellen dat Universiteit 4.0 ‘het onderwijs moet personaliseren’; die naast de traditionele diploma’s ook ‘kwalificaties en diploma’s met een kortere cyclus’ zouden moeten verlenen; die ‘meer aandacht zou moeten besteden aan het beheer van de carrières van studenten’, zowel als studenten als voormalige studenten; dat universiteiten “fysieke plekken moeten worden voor colocatie en onderzoekssamenwerking met de industrie”.
– De Ecologische Universiteit: voorgesteld door Prof. Ron Barnett , is een “wereldwijd onderling afhankelijke” universiteit die “actieve verantwoordelijkheid op zich neemt in meerdere ecologieën” — niet alleen milieu-ecologie, maar ook 6 andere ecologieën, namelijk “de economie, de ecologie van kennis, leren, cultuur, sociale instellingen en menselijke subjectiviteit”. Het is een universiteit die verbonden is met ‘duurzaamheid en collectief welzijn’ en die handelt met ‘kritisch en ethisch bewustzijn binnen het kader van de mondiale complexiteit’.
– De Civic University: dit is een universiteit die zich inzet “voor burgerschap, sociale rechtvaardigheid en gemeenschapsontwikkeling”. Naast de traditionele missie van kennisoverdracht, richt het zich vooral op het ‘transformeren van de samenleving’ door middel van dialoog, directe publieke actie en interactie met maatschappelijke actoren. De Civic University wil een actieve rol spelen in het openbare leven en zichzelf de capaciteit geven om te reageren op de problemen van de mondiale en lokale gemeenschap.
– Het Quadruple Helix-model: pleit voor interactie tussen universiteit-industrie-overheid-maatschappelijk middenveld. Volgens deze visie moet de universiteit geïntegreerd worden in een ‘innovatienetwerk’. Naast de universiteit, als producent van kennis en innovatie; De industrie financiert en gebruikt deze innovatie; de overheid vervult de rol van regulator en bevorderaar van het overheidsbeleid; terwijl het maatschappelijk middenveld bijdraagt aan de definitie van behoeften en “sociale perspectieven”. Er is sprake van een logica van co-creatie, die uitgaat van een open, samenwerkende universiteit die gericht is op het oplossen van actuele problemen. Sommigen stellen voor om een vijfde helix toe te voegen: uiteraard het milieu en de ‘socio-ecologische interacties’, met het oog op duurzame ontwikkeling.
900 jaar geschiedenis heeft geleid tot dit type universiteitsmodel. Wat ze gemeen hebben is dat ze ernaar streven hun ‘impact’ op de maatschappij te maximaliseren. Het is een begrijpelijk en nobel doel, maar het voorgestelde pad vereist ‘institutioneel activisme’, alsof de universiteit een soort NGO is, met directe, concrete en onmiddellijke actie in de samenleving. Daarentegen verliezen studenten hun centrale rol, omdat de focus op de instelling zelf ligt.
Maar is dit de manier om een echte en blijvende impact te creëren? Welke achtergrondtransformaties zullen er in de verdere toekomst plaatsvinden? Is er in deze universiteitsmodellen ruimte om geduld in het denken en langetermijnonderzoek te cultiveren? Zal een vooraf bepaalde impact niet altijd beperkt zijn? Ironisch genoeg zijn veel van de meest impactvolle ontwikkelingen historisch gezien ontstaan uit schijnbaar nutteloze nieuwsgierigheid en de vrije en onbaatzuchtige zoektocht naar kennis…
De universiteit moet midden in de maatschappij staan, maar zonder sociale aanhang; Het moet op zijn tijd gebeuren, maar niet onmiddellijk. Op het eerste gezicht lijken deze modellen een altruïstische universiteit voor te stellen die op sterven na dood is. Maar in werkelijkheid kunnen ze zelfreferentiële universiteiten voortbrengen die verdwaald zijn in het doolhof van de onmiddellijkheid – uiteindelijk zonder richting of relevantie.
Van de belangrijkste documenten die in de afgelopen decennia zijn opgesteld en die het kader vormen van de huidige universiteit, springen de volgende in het oog: Magna Charta Universitatum (1988), de Sorbone-verklaring (1998) en de Bologna-verklaring (1999). De laatste tijd is wat er over de universiteit wordt ‘verklaard’ steeds meer een cirkelvormig en repetitief discours geworden. Een voorbeeld hiervan zijn de UNESCO-wereldconferenties over hoger onderwijs: die in Barcelona (2022) legde de nadruk op ‘inclusie, diversiteit en duurzaamheid’, adviseerde ‘het garanderen van gelijke toegang tot hoger onderwijs’ en benadrukte ‘digitale transformatie en pedagogische innovatie’ – zoals al was herhaald tijdens eerdere conferenties.
7) Wanneer de universiteit achterblijft: een analogie met de 17e eeuw?
Dankzij een geschiedenis van 900 jaar kunnen we vergelijkingen maken. In de 17e eeuw ontstonden wetenschappelijke academies als reactie op de passiviteit van universiteiten. Ze vormden een uitdaging voor hun missie en rol in de maatschappij. In die tijd werd de productie van kennis steeds afhankelijker van het uitvoeren van wetenschappelijke experimenten. Experimenteel onderzoek werd in die tijd echter verwaarloosd door de traditionele universiteiten, die nog steeds het epistemologische register van de scholastiek bijhielden.
Omdat de universiteit de ontwikkeling van het wetenschappelijk denken in die tijd niet kon bijhouden, ontstonden er wetenschappelijke academies. Deze academies hadden als doel praktische kennis te creëren en te delen. Dit gebeurde door middel van experimenteel onderzoek, het houden van congressen, eigen publicaties, enzovoort. Zo ontstond in 1660 de Royal Society of London for Improving Natural Knowledge, en kort daarna andere academies in heel Europa.
De universiteit hield geen gelijke tred met de realiteit van toen en daardoor ontstonden er alternatieve instellingen… Zijn we vandaag de dag getuige van iets soortgelijks? Wat is de analogie? Zou het kunnen dat de opkomst van alternatieve instellingen voor de universiteit, net als 350 jaar geleden, erop wijst dat het voor de universiteit moeilijk is zich aan te passen aan de tijd? Of wijst de opkomst van instellingen die taken van de universiteit overnemen erop dat de universiteit haar missie opnieuw moet richten op wat werkelijk exclusief en onderscheidend is?
8) Toekomstperspectieven
Heeft de universiteit eigenlijk nog wel zin? Jazeker, zolang het maar niet overlapt wordt met bedrijven, R&D-centra van bedrijven, start-ups, NGO's, sociale diensten, liefdadigheidsinstellingen, vooraanstaande ideologen, technische kwalificatiecentra, beroepsopleidingen, online lesplatformen...
De universiteit is zinvol en steeds noodzakelijker, zolang ze een specifieke realiteit is en zich onderscheidt van alle andere, namelijk:
– Een ruimte voor nieuwsgierigheid, reflectie, beschouwing, kritiek, vragen, kennis en de intellectuele tevredenheid die dit alles oproept;
– In essentie een ruimte waar leren plaatsvindt – waar leraren leren van het onderzoek dat zij uitvoeren; en studenten leren van het onderwijs dat hun wordt aangeboden;
– Een ruimte die de grote doelstelling van de ‘jongere’ bevoordeelt: groeien en volwassen worden;
– Een ruimte die bijdraagt aan de vorming van actieve burgers, met een alomvattende, historische, filosofische, esthetische, wetenschappelijke en holistische visie op de wereld;
– Een ruimte waarin men de waarheid zoekt – niet alleen met theoretische kennis (want dat leidt op zichzelf al tot verdriet) – maar met de kennis van het goede;
– Kortom, een ruimte om mensen kennis te laten maken met de hele realiteit.
Op basis van deze historische reis van 900 jaar, de belangrijkste uitdagingen waar de universiteit voor staat en de nieuwe kwesties waarmee zij te maken krijgt, is het nu mogelijk om beter te reflecteren op de voorstellen voor de toekomst van de universiteit – die wellicht in het volgende artikel worden bewaard.
De meningen die hier worden geuit, zijn uitsluitend die van de auteur en niet die van de instellingen waarbij hij is aangesloten.
observador