Ezzes van Estis | Dochters
En wat is het einde?
Wat aan het einde komt, heeft zelf geen einde. Aan de ene kant klinkt dat heel filosofisch, maar aan de andere kant is dat natuurlijk ook zo, want het draait allemaal om het einde, en als het einde daar is, wordt iedereen filosofisch. Toch komen filosofie, filologie, psychologie en fantasmagorie uiteindelijk ook tot een einde, en ze smelten allemaal samen tot de onzin die er al was aan het begin en er aan het einde nog steeds zal zijn, en zelfs daarna, omdat de onzin oneindig is.
Maar wat komt er uiteindelijk, afgezien van de onzin, als filosofie eindigt? Uiteindelijk komt er iets dat helemaal niet filosofisch is. Uiteindelijk komt er iets dat iedereen heeft. Waarom? Omdat alles een einde moet hebben, dus uiteindelijk moet er iets zijn dat iedereen heeft.
Daarom vertel ik je een leuk verhaaltje. Ken je mijn neefje Motja? Zo niet, dan is dat prima, want je hebt waarschijnlijk zelf ook een neefje Motja. En als je geen neefje Motja hebt, dan is dat ook prima, want je hebt misschien een kleinzoon Jascha of een oom Arik, of misschien ben je zelf wel een neefje Motja, wat op hetzelfde neerkomt, of in ieder geval bijna, en "bijna" komt op zijn beurt bijna neer op "vrijwel".
Weet je wat er met Motja is gebeurd? Er is veel met Motja gebeurd. Wat er bijvoorbeeld met Motja gebeurde, was dat hij dagenlang bleef zitten en er gebeurde niets.
Dus neef Motja, de luiaard, de poesstepassnik , zat de hele dag op zijn toches, zo stevig als spek op brood, zo eeuwig als een ster aan het firmament, zo zwaar als een rots op de woestijnbodem, zo onveranderlijk als de wet in de Schrift. Zoals welke wet? Zoals elke wet, maar bijvoorbeeld ook zoals die welke zegt dat alles een einde heeft en dat uiteindelijk de toches altijd komen. En net zo onveranderlijk zat neef Motja de hele dag op zijn toches – zo onveranderlijk dat het geen enkel verschil zou hebben gemaakt als hij helemaal geen neef Motja was geweest, maar kleinzoon Jasja of oom Arik, of zelfs allebei.
Natuurlijk was het voor neefje Motja beter om op zijn toches te zitten dan wanneer hij niet op zijn toches had gezeten, maar bijvoorbeeld op zijn schouders of slapen – of nog beter op de toches van iemand anders. Maar het was ook aanzienlijk erger dan wanneer hij helemaal niet op zijn toches had gezeten, noch op zijn toches noch op iets anders, maar in plaats daarvan iets had gedaan.
"Motja, doe iets!"
"Maar ik doe iets, en niet alleen dat, ik doe zelfs nog iets anders!"
"Beseder, prima, maar wat doe je?"
"Zie je het niet? Ik zit op mijn Toches!"
Hij deed dus niets, maar als hij iets gedaan had, had hij ermee moeten stoppen.
Ja, het zou echt beter zijn geweest als Motja niet alleen maar op de toches had gezeten, maar iets had gedaan. Maar daarvoor had Motja van zijn toches moeten opstaan, wat hij noch de ander wilde. Waarom de ander niet? Omdat het doel van een toches is om erop te zitten, en daarom voldeed de toches aan zijn doel, in schril contrast met Motja, die eigenlijk iets wilde nastreven.
Terwijl Motja op zijn Toches zat, ging zijn lot aan hem voorbij. Sterker nog, het is een ander lot van de Toches dat iets, of zelfs alles, aan hem voorbijgaat; en ook dit lot van de Toches werd vervuld dankzij Motja. Dat is bijna alles wat Motja overkwam: niets.
Want hoewel het een wet is dat alles een einde moet hebben, is dat niet hetzelfde als zeggen dat alles een zintuiglijk, mooi en volledig einde heeft. Dus wat komt er aan het einde? Iets wat iedereen heeft, namelijk de Toches. Waarom? Omdat alles aan hem voorbijgaat.
nd-aktuell