Israëls onwrikbare principe: niemand zal achterblijven. Niemand zal worden vergeten. Nooit.

Voor Israël is het redden van elke gijzelaar, zelfs de doden, geen kwestie van proportionaliteit. De Joodse staat volgt een principe dat diepgeworteld is in zijn geschiedenis en identiteit.
Richard C. Schneider
Er waren 24 dode gijzelaars vermist toen Israël maandag 20 levende gijzelaars en slechts de stoffelijke resten van vier vermoorde mensen van Hamas ontving. In ruil voor deze 48 gijzelaars zal Israël ongeveer 2000 Palestijnen vrijlaten, waaronder 250 terroristen met Joods bloed aan hun handen, die tijdens de Gaza-oorlog gevangen werden genomen. Opnieuw lijkt zo'n ruil ongelijk en onrechtvaardig. Maar de meerderheid van de Israëliërs kan het niets schelen. De eis en de toewijding om gijzelaars – of het nu soldaten of burgers zijn – vrij te laten, zijn veel meer dan een numerieke, tactische of politieke kwestie in Israël. Ze zijn diep geworteld in geschiedenis, religie, identiteit en ethos.
NZZ.ch vereist JavaScript voor belangrijke functies. Uw browser of advertentieblokkering blokkeert dit momenteel.
Pas de instellingen aan.
Ten eerste moeten we begrijpen dat Israël niet alleen werd gesticht als een politieke en territoriale staat, maar ook als een veilig thuis voor Joden wereldwijd – vooral na eeuwen van vervolging en uiteindelijk na de Holocaust. De moord op zes miljoen Joden was niet alleen een historisch trauma, maar vormde ook de collectieve perceptie dat een Joods volk zonder staat extreem kwetsbaar is – bedreigd door al diegenen die de vernietiging ervan beramen. Dit leidde tot het inzicht dat een Joods leven niet als vanzelfsprekend kan worden beschouwd en beschermd moet worden, ongeacht de kosten.
Het principe van «Pikuach Nefesh»: heiligheid van het levenDit verhaal creëert het besef dat slachtoffers – zelfs individuele slachtoffers – niet zomaar statistieken zijn. Ieder mens telt. Elk Joods gezin, elke overlevende, elk slachtoffer, ze maken allemaal deel uit van een doorlopend verhaal waarin wat verloren is gegaan nooit volledig onderdrukt kan worden. Wanneer iemand gedeporteerd wordt, blijft deze daad niet op zichzelf staan; het herinnert ons aan al diegenen die verloren zijn gegaan tijdens pogroms, verdrijvingen, getto's, concentratiekampen en dodenmarsen, wier lijden en laatste strijd vaak zonder getuigen en zonder terugkeer bleven.
Dit werd met name duidelijk in 1976, toen een gekaapt Air France-vliegtuig met meer dan 100 Joodse passagiers gevangen werd gehouden door Palestijnse en Duitse terroristen in Entebbe, Oeganda. Tijdens een van de meest spectaculaire reddingsoperaties uit de geschiedenis vloog een Israëlische speciale eenheid meer dan 4000 kilometer vijandelijk gebied in om de gijzelaars te bevrijden. Entebbe werd een symbool van Israëls vastberadenheid om het Joodse leven overal ter wereld te beschermen. En wanneer gijzelaars of soldaten daarbij omkomen, worden hun lichamen teruggebracht – als een daad van herinnering, van verzet tegen de vergetelheid. Het is niet alleen een kwestie van rechtvaardigheid of menselijke waardigheid, maar ook van nationale continuïteit en collectief geheugen.
William Karel / Gamma Rapho via Getty
Een centraal concept in het Jodendom is "Pikuach Nefesh", het redden van een leven, of letterlijk "het bewaken van de ziel". Dit principe stelt dat het menselijk leven de hoogste prioriteit heeft, zodat vrijwel alle religieuze geboden, zolang het geen absolute verboden zijn (bijvoorbeeld moord, afgoderij, ernstige seksuele misdrijven), overtreden mogen worden om een leven te redden.
Het toepassen van deze religieuze norm op de situatie van gijzelaars creëert een verplichting: alles wat mogelijk is, zal worden gedaan om hen te bevrijden. Niet alleen binnen het kader van militaire of diplomatieke middelen, maar als een morele plicht. Een verloren leven is niet iets om te accepteren. Het bevrijden van gijzelaars is daarom geen luxe, maar een uiting van deze religieuze ethiek.
In de praktijk heeft deze denkwijze concrete gevolgen – zelfs al is de prijs hoog, zoals in dit geval. Maar het is ook al eerder gebeurd: toen de Israëlische soldaat Gilad Shalit in 2006 door Hamas werd ontvoerd en vijf jaar lang gevangen werd gehouden in de Gazastrook, besloot de staat 1027 Palestijnse gevangenen vrij te laten, onder wie veroordeelde terroristen zoals Yahya Sinwar, het brein achter het bloedbad van 7 oktober 2023. De meerderheid van de Israëliërs steunde die beslissing destijds. Een Joods leven is niet onderhandelbaar.
Een tweede aspect is de militaire belofte: "We laten niemand achter." Dit motto maakt deel uit van de Israëlische militaire cultuur en nationale ethiek. Het manifesteert zich in verschillende vormen: in de praktijk van het leger om te blijven zoeken naar vermiste soldaten, zelfs wanneer hun lot al lang onduidelijk is. Het gaat niet alleen om het bergen van hun lichamen, maar ook om het bieden van zekerheid en waardigheid aan de mensen en hun families. Dit was het geval met het vliegtuig van gevechtspiloot Ron Arad, dat in 1986 boven Libanon werd neergeschoten. Al decennia lang probeert Israël informatie te verkrijgen over zijn verblijfplaats. Niemand wordt vergeten.
Vanwege deze ethos is het leger altijd bereid om operaties uit te voeren om gijzelaars te bevrijden, zelfs wanneer soldaten weten dat ze hun eigen leven riskeren. De morele verwachting van de maatschappij dat de staat – en met name het leger – het lot van de gijzelaars niet zal accepteren, creëert een enorme interne druk, niet alleen politiek, maar ook persoonlijk en collectief – vanuit families, kameraden en het publiek.
Deze ethos is ook gebaseerd op het idee dat iemands waarde niet wordt verminderd door ongunstige omstandigheden – of ze nu gevangen zitten, gewond zijn, ernstig ziek zijn of dood zijn. Deze verplichting blijft zelfs dan bestaan. Dit bleek bijvoorbeeld in 2008, toen Israël vijf Libanese gevangenen vrijliet, waaronder de terrorist en brute moordenaar Samir Kuntar, in ruil voor de lichamen van twee Israëlische soldaten. Het ging niet om een evenwicht in de ruil, maar om een laatste daad van wederzijdse verantwoordelijkheid.
Auschwitz en de Holocaust: de waarschuwing “Nooit meer”Een andere essentiële achtergrond is natuurlijk de Shoah – de systematische uitroeiing. Voor veel Israëliërs en Joden wereldwijd is Auschwitz niet alleen een historische herinnering, maar ook een waarschuwing tegen de heropleving van bedreigingen, haat en ontmenselijking.
"Nooit meer" betekent niet alleen dat er nooit meer een Holocaust mag plaatsvinden. Auschwitz staat voor wat er gebeurt als een volk niet kan reageren, als Joden in de steek worden gelaten, als deportaties en massamoorden plaatsvinden zonder verzet of redding. In die zin is de eis tot vrijlating van gijzelaars ook een daad van zelfcommitment tegen wanhoop, tegen het gevoel overgeleverd te zijn aan de genade van anderen, tegen elke vorm van berusting. Voor de mensen die na 1945 tussen het puin stonden, was overleven al een triomf. Voor latere Joodse generaties betekent overleven veiligheid, maar ook solidariteit en verantwoordelijkheid voor elkaar.
Natuurlijk wordt er gediscussieerd over de menselijke, militaire en politieke kosten van het bevrijden van gijzelaars: Moeten er hoge prijzen betaald worden, bijvoorbeeld via gevangenenruil, zelfs van terroristen die als een bedreiging worden beschouwd? Hoeveel risico is acceptabel?
Maar in Israël weegt de ethos zwaarder dan deze kosten. Zo weten soldaten dat hun staat achter hen staat, zelfs in de ergste situaties. Als een soldaat denkt dat hij in een noodsituatie aan zijn lot wordt overgelaten, daalt niet alleen het moreel, maar ook de algehele operationele paraatheid. Natuurlijk is er ook een strategisch effect: tegenstanders weten dat Israël hard reageert op gijzelingen. Dit kan een afschrikwekkend effect hebben. En het geeft de boodschap af: dergelijke aanvallen zullen niet onbeantwoord blijven. Aan de andere kant nodigt deze houding bijvoorbeeld Hamas herhaaldelijk uit om gijzelaars te nemen, omdat ze weten dat ze op die manier vele malen meer van hun eigen gevangenen kunnen afpersen.
Waar liggen de grenzen?Er zijn ook ethische dilemma's. Sommige Israëliërs stellen dat een te grote focus op de bescherming van individuele gijzelaars kan leiden tot standpunten die het algemeen belang schaden – bijvoorbeeld wanneer militaire acties om gevangenen te bevrijden nevenschade veroorzaken. In het verleden waren er controversiële protocollen zoals de "Hannibal-richtlijn", waarin het doel is om een gijzeling te voorkomen, zelfs als dat betekent dat de levens van de soldaten die het risico lopen gegijzeld te worden, in gevaar worden gebracht.
Dit beleid laat zien hoe diepgeworteld de ethos van ‘niemand achterlaten’ is – maar ook hoe moeilijk het is om ethisch aanvaardbare grenzen te trekken als je het principe absoluut neemt.
Dit is precies wat extreemrechtse politici zoals minister van Nationale Veiligheid Itamar Ben-Gvir en minister van Financiën Bezalel Smotrich nastreven wanneer ze zich verzetten tegen de uitwisseling van gevangenen tegen gijzelaars. Ze stellen dat de vrijgelaten gevangenen binnenkort weer Joods bloed zouden vergieten en dat een dergelijke uitwisseling daarom contraproductief zou zijn.
In Israël blijft dit een minderheidsstandpunt dat niet kan standhouden. Het argument is dat terroristische aanslagen hoe dan ook zullen plaatsvinden. Daarom is het in de steek laten van je eigen volk geen optie. Nooit.
nzz.ch