OPMERKING - Het Kunsthaus Zürich heeft een leiderschapsprobleem


Als het Kunsthaus Zürich in het nieuws komt, gaat het zelden over kunst. In plaats daarvan gaat het over financiële problemen, de afhandeling van (vermeende) roofkunst, of bouwfouten in de luxueuze aanbouw. Maar ook het tentoonstellingsprogramma van directeur Ann Demeester kreeg recentelijk kritiek. De krant "NZZ am Sonntag" omschreef het als een "museum van verveling" dat moedeloos wegkwijnt.
NZZ.ch vereist JavaScript voor belangrijke functies. Uw browser of advertentieblokkering blokkeert dit momenteel.
Pas de instellingen aan.
Het is al lang bekend dat het Kunsthaus Zürich zich financieel heeft misrekend. Met de opening van de uitbreiding in 2021 verhoogde de stad Zürich de subsidies met meer dan 4 miljoen Zwitserse frank per jaar; recent bedroegen ze 13 miljoen. Maar dit is lang niet genoeg. Vorig jaar dienden de verantwoordelijken een aanvraag in voor extra subsidies van 4,5 miljoen Zwitserse frank. Philipp Hildebrand, voorzitter van de Kunstvereniging Zürich, verklaarde weemoedig in het NZZ: "Het hele bestuur betreurt het dat de zaken zo zijn gelopen" – om enkele maanden later opnieuw zijn hand op te steken. Naast de reeds aangevraagde middelen betaalt de stad 3 miljoen Zwitserse frank voor een herhaald onderzoek van de Bührle-schilderijen om hun herkomst vast te stellen en voor een pedagogisch correcte presentatie van de collectie.
Het is niet waarschijnlijk dat de situatie binnenkort weer kalm wordt: Alex Schneider, financieel directeur van Kunsthaus, nam onlangs na slechts tweeënhalf jaar ontslag; vorig jaar werd hij nog gepromoveerd tot adjunct-directeur.
Ze wilden doorstromen naar de hoogste divisieDe Kunstvereniging van Zürich, die het Kunsthaus beheert, is stevig in handen van de zakelijke elite van Zürich. Het feit dat deze hooggeplaatste zakenlieden zich zo vreselijk hebben misrekend met het Kunsthaus en nu constant bij de staat aankloppen, is nogal gênant.
Ook de aanpak van de Bührle-zaak door het museum lijkt weinig zelfverzekerd: uit angst voor kritiek heeft het museum veel geld uitgegeven aan het opnieuw onderzoeken van de reeds uitgebreid onderzochte collectie en het aanpassen van de gehele tentoonstelling. Sommige schilderijen waarvan men vermoedde dat ze als gevolg van de vervolging waren verkocht, werden vooruitlopend daarop verwijderd en in het depot geplaatst – alsof dat een slachtoffer van de Holocaust zou helpen.
Dit alles zou als irrelevant kunnen worden afgedaan als tenminste de belofte die met de renovatie, die meer dan 200 miljoen Zwitserse frank kostte, was nagekomen: Zürich zou daarmee tot de top van de Europese kunststeden behoren. De potentie voor tentoonstellingen met internationale allure zou ongetwijfeld bestaan: om bruiklenen van andere musea te ontvangen, moet men in ruil daarvoor schilderijen van hoge kwaliteit kunnen aanbieden. Het Kunsthaus bezit dergelijke werken. De verklaring dat verzekeringspremies de kosten van dergelijke tentoonstellingen opdrijven, klopt misschien wel, maar musea zoals de Fondation Beyeler of het Kunstmuseum Luzern met hun huidige tentoonstelling "Kandinsky, Picasso, Miró e.a." laten zien dat het nog steeds mogelijk is.
Onder leiding van Ann Demeester heeft de tentoonstelling van performancekunstenaar Marina Abramovic tot nu toe voor opschudding gezorgd en veel publiek getrokken. Het betrof een tentoonstelling die eerder in een vergelijkbaar format te zien was in Londen en Amsterdam, en vervolgens in Wenen. Daar is niets mis mee, maar reizende tentoonstellingen zoals deze bereiken niet de gewenste "internationale aantrekkingskracht". En het leverde ook weinig kostenbesparing op: met 2,3 miljoen Zwitserse frank was het een extreem dure tentoonstelling.
Er staat weinig in het programma voor de komende maanden dat erop wijst dat een doorbraak in tentoonstellingen op handen is. Gezien de vele problemen van het museum is het tijd om openlijk te bespreken of de juiste mensen op managementniveau zitten.
nzz.ch